Zacht vallen de eerste druppels op het blad,
het siddert even, buigt zoetjes voor de vloed.
Dan trekt zijn geur de akker over, sterk en zoet,
en wiegend zeilt de warrelwind op pad.
De avond is een droom, de vlinders vonden zat.
De druppels worden dartel en tot draad gevoed,
die een blije bron, een liedje wellen doet.
Dit is zomerregen, dansend op ‘t harrelblad.
Ruik de regengeur, hier hebben wij gelegen,
vlak bij de hennep, vlak bij het geel gewas,
en de gouden wagen reed op ‘t hemelglas.
‘k Heb je nodig, ‘k heb je zo lief gekregen,
want ik ben bruusk en ruw, als ‘t hoge hennepgras,
maar jij bent zacht als zomerregen, zomerregen.
Jan Kooistra
vertaling Jabik Veenbaas
uit de bundel “Jij bent als zomerregen” (2001)
uitgegeven door uitgeverij Bert Bakker